Geslacht:
man
Naam:
Gerrit Teertstra
Echtgenoot van:
Wichertje (Wies) Kuipers
Geboortedatum:
29-01-1924
Geboorteplaats:
Anjum
Overlijdensdatum:
28-04-2015
Overlijdensplaats:
Dokkum
Type:
Graf
Grafrij:
6
Grafnummer:
15 (Monument)

Gerrit Teertstra

Gerrit Teertstra (1924-2015)
“Een buitenmens van weinig woorden, maar met een onvoorwaardelijke trouw”.
Bron: Jaarboek 2015

Gerrit Teertstra wordt op 29 januari 1924 in Anjum geboren als zesde van de acht kinderen van Jan IJjes en Renske Triemstra. Zijn vader verzorgt tijdens de zomermaanden met zijn schip de Stormvogel waddentochten voor toeristen en komt bovendien geregeld op het eiland om zomers met name aardappelen te verkopen. Na verloop van tijd ziet hij voor zichzelf en zijn kinderen op het eiland een beter toekomstperspectief weggelegd. Hij kan op dat moment een goede prijs krijgen voor zijn woning en de christelijke lagere school op het eiland zit dringend verlegen om schoolgaande kinderen. Voldoende redenen voor het gezin om op 6 oktober 1926 naar het eiland te emigreren. Ze gaan aan de Langestreek wonen op nummer A92, thans nummer 110.

 

Een dramatische gebeurtenis

 

Het gezin is nog maar enkele jaren op het eiland als het op 22 augustus 1928 een dramatische gebeurtenis te verwerken krijgt. Twee zonen, Bauke en Jakob ­– 12 en 10 jaar – spelen, zoals wel vaker, in de duinen. Ze bouwen hutten en graven kuilen. Wat er dan gebeurt, blijft nog steeds voor meerdere uitleg vatbaar. In het kort komt het er op neer dat beide jongens door het instorten van hun kuil onder het zand worden bedolven en om het leven komen. Dit ongeval zorgt voor een consternatie van jewelste in het gezin en op het eiland. Het schoolbestuur, de leerkrachten en de schoolkinderen laten een herdenkingssteen op hun graven plaatsen.

 

Jeugd op het eiland

 

Zoals alle kinderen gaat Gerrit op zesjarige leeftijd naar de lagere school. Voor de kinderen was dat de twee lokalenrijke christelijke school, aan de Badweg/hoek Noorderstreek. Deze lagere school heeft zeven leerjaren, zodat Gerrit deze school in maart 1937 afrondt. Er was toen geen sprake meer van voortgezet onderwijs op het eiland omdat de enige school waarop dat voordien wel werd gegeven, de zeevaartschool, in 1934 door de rijksoverheid was opgeheven. Het volgen van voortgezet onderwijs aan de vaste wal was blijkbaar in het gezin toen geen optie. Er blijft Gerrit dan weinig anders over dan op het eiland zelf op zoek te gaan naar werk. Dat vindt hij snel. Hij gaat bij zijn vader aan boord werken.

 

Zoals zoveel eilander jongens is Gerrit tijdens de lagere schooljaren, maar ook daarna, meestal buiten te vinden. De duinen beginnen al aan het eind van hun overtuin. Het is de tijd, tot nog heel wat jaren na de oorlog, dat vlees bij een maaltijd nog niet gebruikelijk is, terwijl het op het eiland nog wemelt van met name konijnen en hazen. Met enige behendigheid en moeite zijn die goed te vangen al moet je wel oppassen dat de veldwachter je niet op heterdaad betrapt. Dat verhoogt slechts de aantrekkelijkheid en spanning van deze activiteit. Stropers en veldwachter spelen een kat-en-muisspel. Gerrit blijkt daarin zeer behendig te zijn. Bovendien kun je in het voorjaar eieren rapen. Ook dat gebeurt zoveel mogelijk buiten het zicht en bereik van de veldwachter.

 

Er zijn nog vele andere activiteiten op het eiland voor jonge eilanders. Zwemmen in de slenken aan de westkant van het eiland, dat dan nog een kweldergebied is. Voorts vissen in de slenken en de zee en bovendien het hele jaar naar het strand, de vloedlijn afspieden op zoek naar iets van je gading. In het najaar zorgen de onvermijdelijke stormen en geregeld nog de roep ‘schip in nood’ voor avontuur. Avontuurlijk als Gerrit is, zal hij zich bij meerdere van deze activiteiten hebben kunnen uitleven.

 

Op 1 juni 1939 krijgen Jan IJjes en zijn kinderen opnieuw met een drama binnen het gezin te maken. Nu betreft het zijn vrouw en hun moeder. Na lange tijd bedlegerig te zijn geweest, overlijdt ze op 51-jarige leeftijd. Er zijn dan nog vijf kinderen thuis. Behalve IJje en Teatske, de drie jongsten van 15, 13 en 9 jaar. Om het huishouden draaiende te houden, offert de oudste dochter Teatske, dan 26 jaar, zich als het ware op. Ze blijft thuis om voor het gezin te zorgen.

 

De oorlogsjaren thuis op het eiland

 

Wanneer de oorlog uitbreekt en op 16 mei 1940 ook de eerste Duitse soldaten op het eiland landen, helpt Gerrit bij koeherder Bouwe Hoekstra. Deze houdt vanaf mei tot oktober toezicht op koeien van zowel boeren van het eiland als van de vaste wal die overdag op de kwelders grazen en ’s nachts binnendijks verblijven. Gedurende de oorlogsjaren komt ook Gerrit voor de keuze te staan: voor de Duitsers in Duitsland of op het eiland werken? Hij kiest ervoor om op het eiland te blijven. Hij werkt mee bij het aanleggen van paden, het camoufleren van bunkers door deze met zand toe te dekken en met helmgras te beplanten. Na de landingen van geallieerde troepen in de herfst van 1944 wordt de stemming toch ook op het eiland grimmiger. Ook Gerrit wordt nu ingezet om de polder van palen te voorzien om zo mogelijke landingen van geallieerden op het eiland te voorkomen.

 

Na de oorlog als vrijwilliger naar Nederlands-Indië

 

Nadat Schiermonnikoog op 11 juni 1945, als laatste stukje Nederlands grondgebied, door Canadezen is bevrijd, komt Gerrit spoedig voor de keus te staan om bij zijn vader en broer IJje op de beurtvaart te blijven varen of op de vaste wal aan de slag gaan. Hij blijkt meer in zijn mars te hebben. Juist daarom ook treft het hem pijnlijk dat hij niet verder heeft kunnen leren. Hierdoor blijken zijn beroepsmogelijkheden beperkt. Op het wereldtoneel probeert Nederland zijn positie, die het voordien in de Indische Archipel had, te herwinnen. Met als gevolg een opstandige bevolking die zich hiertegen in toenemende mate verzet. Nederland reageert hierop door gedurende de periode 1947-1949 twee politionele acties uit te voeren en totaal meer dan honderdduizend soldaten, voor een belangrijk deel ook oorlogsvrijwilligers, overzee te sturen. Wellicht uit een mengeling van avontuurlijke, idealistische en misschien ook wel pragmatische overwegingen besluit Gerrit zich als oorlogsvrijwilliger aan te melden om naar de Oost uitgezonden te worden.

 

Na een kortdurende voorbereiding vaart Gerrit naar Nederlands- Indië. Eenmaal aan land en in Batavia aangekomen, breekt een periode van wachten aan, van training en afstemming op de aldaar geheel andere omstandigheden. Tenslotte wordt Gerrit als sportinstructeur ingedeeld bij de Infanterie.

 

Hij wordt eerst uitgezonden naar Sumatra, krijgt na enige tijd een overplaatsing naar Oost- Java, omgeving van Soerabaja en verblijft vervolgens ook enige tijd op het tegenover Soerabaja liggende eiland Madoera. Hoe lang hij op elk van deze eilanden gelegerd is geweest en in hoeverre hij zelf bij oorlogshandelingen betrokken is geraakt en Indische jongens en eigen kameraden heeft zien sneuvelen, het blijft allemaal giswerk. In zijn correspondentie met thuis en ook na thuiskomst en de rest van zijn leven zwijgt hij hierover.

 

Een loopbaan in het leger

 

Na een diensttijd van drie jaar vertrekt Gerrit op 31 mei 1950 naar Nederland. Hij blijft niet lang thuis en denkt na over zijn toekomst. Hij is dan 26 jaar. Het raakt hem opnieuw erg dat hij geen voortgezet onderwijs heeft kunnen volgen. Ondanks deze beperking zoekt Gerrit naar een baan met vastigheid. Gezien zijn ervaring in het leger besluit hij opnieuw in militaire dienst te gaan, maar dan als beroeps. Hij solliciteert en wordt, gezien ook zijn oorlogservaring, aangenomen en als sergeant ingedeeld bij het legeronderdeel de Huzaren van Boreel te Amersfoort.

 

Inmiddels maakt hij kennis met Wies Kuipers. Ze is op 7 juli 1932 te Groningen geboren en werkt vanaf de zomer van 1950 als kinderverzorgster (in opleiding) in het protestants-christelijke kinderkoloniehuis Elim, aan de Badweg (nu locatie Vitamaris). Wies en Gerrit verloven zich in 1952 en trouwen op 4 juni 1953 in Groningen.

 

Na hun trouwen wonen ze een tijdje in bij haar ouders. Daar worden in 1954 en 1955 twee van hun zes kinderen geboren. Overplaatsingen volgen van Amersfoort naar Vlieland en tenslotte naar ’t Harde. Tijdens zijn dienstjaren grijpt Gerrit alle kansen aan om zich verder te scholen en het gemis aan opleiding zoveel mogelijk te compenseren.

 

Tijdens vakanties eindeloos zwerven

 

Tijdens zomervakanties, maar ook op andere tijdstippen zijn Wies en Gerrit en hun kinderen vaak op het eiland te vinden. Ze verblijven dan in zomerhuizen van zijn vader of in huizen van zijn zuster Klaske, die met Auke Soepboer getrouwd is. Is Gerrit eenmaal op Schiermonnikoog, dan kan hij helemaal weer zichzelf zijn, door en door eilander. Hij vist veel, vooral op paling, bot en later ook op harders.

 

Hij schaft een zeilboot aan die hij het Visdiefje noemt en voornamelijk gebruikt om met staand want zijn slag te slaan. En als Gerrit niet vist, is hij geregeld langs de vloedlijn te vinden. Ook zwerft hij eindeloos, alleen of met (sommige van) zijn kinderen of anderen, over wad en kwelder. Hij komt ook dan wel eens met een konijn, haas of fazant thuis. Zijn kennis van en liefde voor de natuur, voor alles wat groeit en bloeit, werkt aanstekelijk op zijn kinderen. Gerrit is niet zo’n prater, ook niet over zichzelf, is bescheiden, soms zelfs verlegen. Maar, als hij iets op zijn hart heeft, zegt hij dat wel recht voor zijn raap, ongeacht wie hij voor zich heeft. Voor zijn kinderen heeft hij alles over, brengt hen samen met Wies discipline bij. Ze leren hun kinderen hoe belangrijk waarden in het leven zijn en vooral ook wat eerlijkheid en trouw betekenen.

 

Terug naar het eiland

 

In 1979 gaat Gerrit, dan 55 jaar, in de eindrang van adjudant met pensioen. Tot in 1985 blijven Gerrit en Wies aan de wal wonen. Nog vaker dan voordien bezoeken ze het eiland en genieten er nog intenser van. In 1985 besluiten ze naar Schiermonnikoog terug te keren en vestigen zich op het Martjeland in een huis waarvan de tuin in de duinen overloopt. Het jachtinstinct van Gerrit blijkt ook dan nog onverminderd. In tegenstelling tot Wies houdt hij zich weinig bezig met activiteiten in het dorp. Hij doet aan badminton en heeft wekelijks zijn biljartmiddag, maar gaat verder zijn eigen gang. Daarentegen is Wies maatschappelijk zeer betrokken, voorzitter van verschillende clubjes, waaronder zangkoor Ús Ferdyvendaasje. Ze is bijbelvast en getuigend van haar geloof, maar niet op een opdringerige manier. Ze is bij menigeen erg geliefd.

 

Gerrits zuster Teatske, die in de loop van de jaren negentig in een verpleeghuis wordt opgenomen, overlijdt in 2007. Zijn oudste broer IJje, die tot dan toe in het ouderlijk huis aan de Langestreek is blijven wonen, overlijdt in 1997. Gerrit en Wies besluiten daarna naar het ouderlijk huis, aan de Langestreek, terug te keren.

 

Het loopt daarna echter anders dan Gerrit gedacht heeft. Wies wordt in 2004 getroffen door een beroerte, raakt ernstig gehandicapt en heeft dagelijks veel zorg en aandacht nodig. Dan blijkt pas echt hoe trouw Gerrit is en zich aan deze nieuwe situatie kan aanpassen. Niet langer meer zwerven over wad en kwelder, waar hij zo intens van kon genieten, Niet meer vissen, geen lange wandelingen meer door de duinen en wegdromend zittend op een mooi plekje. Zonder te klagen wijdt hij zich voortaan vol overgave, discipline en trouw aan zijn nieuwe taak, het verzorgen van zijn vrouw. Wies overlijdt op 10 april 2010.

 

Gemis van zijn lief en zijn eiland

 

Na het heengaan van Wies moet Gerrit zich hervinden en groeit het heimwee naar zijn geliefde, waarmee hij meer dan een halve eeuw samen is geweest. Hij mist haar houvast en structuur. Gevoelens van eenzaamheid krijgen de overhand. Dorpsgenoten zoeken hem op, zijn kinderen komen geregeld op bezoek, de thuiszorg komt en met zuster Klaske van de Middenstreek drinkt hij welhaast dagelijks ’s morgens en ‘s middags koffie of thee, bij hem of haar thuis. Hij geniet van dat nabij zijn, maar toch blijft het gemis.

 

Met het stijgen van de jaren gaat het lopen langzamer en wordt hij breekbaarder. Tenslotte blijkt het niet langer vertrouwd om alleen thuis te zijn. Aan een oversteek naar Dokkum en een verpleeghuis is niet langer te ontkomen. In 2014 verhuist hij naar de Waadwente. Bovenop zijn heimwee naar Wies komt nu ook nog een gemis naar zijn eiland. Maar ook in Dokkum weet hij opnieuw zijn draai te vinden en gaat hij, vooral door zijn aparte humor, met het verplegend personeel uitstekende contacten aan. In de loop van het voorjaar van 2015 gaat het geleidelijk, maar toch zienderogen achteruit. Hij zegt naar huis, naar het eiland en naar zijn Wies te willen. Op 28 april overlijdt hij.

 

Onder leiding van Marten Kok vindt op 2 mei 2015 een bijzondere herdenkingsdienst in de Got Tjark plaats. Na afloop wordt Gerrit naast zijn Wies, aan de noordzijde van de kerk, begraven.

 

Met dank aan Wieke en Jan Teertstra, Marten Kok, Johannes Kooistra, Jan Holwerda, Thijs Haasjes en Tjeerd Jongsma voor hun informatie en/ of foto’s.

 

Gemeentelijke Begraafplaats Schiermonnikoog

De website is voor u gemaakt met behulp van vrijwilligers en mede tot stand gekomen dankzij een subsidie van de provincie Fryslân