Geslacht:
man
Naam:
Hendrik Blaauwwiekel
Echtgenoot van:
Sijke van der Geest
Geboortedatum:
28-12-1924
Geboorteplaats:
Roden
Overlijdensdatum:
29-04-2005
Overlijdensplaats:
Schiermonnikoog
Type:
Graf
Grafrij:
22
Grafnummer:
24 (Monument)

Hendrik Blaauwwiekel


Henk Blaauwiekel is in 1924 geboren, in Roden. Na de lagere school, komt hij bij een wagenmaker in dienst en, in het kader van het leerlingenstelsel, volgt hij er de zogeheten Tekenschool. In de oorlog krijgt hij een oproep voor de arbeidsinzet  wordt gekeurd en gaat op transport naar Duitsland. Hij komt op een vliegtuigfabriek terecht, die geallieerde vliegtuigen echter spoedig vernietigen. Hij wordt leerling-lasser. Dat blijkt echter zo moeilijk, dat hij het natuurlijk nooit zal leren. Bovendien loopt hij de dokter plat met allerlei kwaaltjes, die hij helemaal niet heeft. Dat alles helpt en uiteindelijk wordt hij afgekeurd en mag naar huis terug. Bij zijn oude baas kan hij zo weer aan de slag, maar de bezetter laat hem niet met rust. Hij krijgt opnieuw een oproep om voor Duitsland gekeurd te worden. Hij hoeft daar niet aan het werk, maar moet tankgrachten in Drenthe graven, verdedigingswerken bouwen en gezaagd hout in schepen laden. Dan komt de bevrijding.


Terug naar zijn wagenmakerNa de oorlog is er niet meteen werk voorhanden. Bovendien is het werk dat hij vóór de oorlog deed, hem steeds goed bevallen. Henk gaat dan ook terug naar zijn wagenmaker. Hij heeft er alles leren maken. Van boerenwagens, kruiwagens, wielen, hooiharken, houten schoppen, dorsvlegels, zeggen, zigheggen, handvatten, zeisbomen, wastobbes tot aan lijkkisten toe.


Tot in 1950 is hij er blijven werken. Al eerder blijkt dat de wagenmakerij, als ambachtelijk handwerk, een aflopende zaak is. De boerenwagens komen op luchtbanden, de zeis wordt vervangen en zo gaat dat met zoveel andere gebruiksvoorwerpen. Met dit ambacht blijkt geen belegde boterham meer te verdienen.


Op het eiland in de bouw en in de kost  Henk moet naar ander werk uitzien. Zijn vader is stukadoor in Groningen en die vraagt aan een bekende aannemer of zijn zoon daar zou kunnen komen werken. Dat kan en zo komt hij bij aannemer Van Duinen in Groningen aan het werk. liet eerste karwei dat Henk onderhanden krijgt, is de renovatie van de industrieschool aan de Kruitlaan, tegenover de schouwburg. Zijn nieuwe baas komt als badgast geregeld op het eiland. Hij verblijft dan meestal in hotel Van der Werff. In die tijd verkoopt opzichter Jitse Scheepstra van Domeinen bouwkavels langs het Karrepad. Het Karrepad was toen nog een grasweg met karrensporen. Later verandert het in een sintelweg en het wordt pas bestraat als er meerdere huizen staan. Van Duinen voelt wel voor zo'n kavel en laat zijn zomerhuis door Dirk van Zeyst bouwen. Van Duinen zegt toe dat hij voor dit karwei een knecht zal leveren.


Van Zeyst heeft een timmerbedrijf en woont op de Middenstreek aan de Noordkant, waar vroeger Melle Boekhout zijn winkel had. In de tuin heeft hij zijn werkplaats. Zijn vader woont ook op het eiland en is vuurtorenwachter. Later neemt Bonne Meintema het timmerbedrijf van Van Zeyst over.


Bij een knecht denkt van Duinen aan Henk. Hij leent hem tijdelijk uit aan Van Zeyst. Henk moet ergens op het eiland in de kost en komt in pension De Stargemat van Wieger van der Geest en Pietertje Ekema terecht. Dit pension krijgt later de naam Zonneweelde en heet nu De Tjattel. Pietertje en Wieger hebben een dochter, Sijtje. Zij werkt eerst in de Bazar van Zeilinga, komt daarna op het postkantoor en bedient er de telefoonverbin-dingen met de vaste wal. Henk maakt ook met haar kennis en het wordt meer dan dat. Na hun trouwen in de zomer van 1953 blijft Sijtje nog even doorwerken totdat haar zus Coba haar mulo- examen heeft gehaald en haar werk overneemt.


Is de winkel niets voor jullie? Aannemer van Duinen krijgt zijn zomerhuis opgeleverd. Hij noemt het Laagheem en het staat er nog altijd. Henk werkt ook nog mee aan de bouw van een huis voor de familie Bulder tegenover het voetbalveld en vertrekt dan weer naar Groningen. Van Duinen heeft hem daar zelf weer nodig. Henk bouwt in Roden een eigen huis. Ze wonen er drie jaar.


In 1956 zijn ze met de kerst op het eiland en gaan ook bij Jacob Drent, een oom van Sijtje, op bezoek. Hij is namelijk getrouwd met Riemke Ekema, een zuster van haar moeder. Jacob heeft een groentewinkel op de Badweg, maar na het overlijden van zijn vrouw wil hij stoppen. Geen van zijn drie kinderen wil de zaak echter overnemen. Intussen is Sijtje na het overlijden van haar tante bij haar oom Jacob het huishouden gaan doen. Ze helpt hem ook in de winkel. Dat komt goed van pas. Jacob is namelijk ook nog een tijdje chauffeur op de bus van hotel Van der Werff en 's winters is hij vaak konijnendelver. Ook dat levert een paar centen extra op.


Officiële papieren voor de winkel heeft Sijtje niet. Na enige tijd heeft ze al wel veel ervar opgedaan en weet ze wat er bij zo'n winkel allemaal komt kijken. Het is dan ook helemaal niet vreemd, dat Jacob Drent aan Henk en Sijtje vraagt of zij misschien belangstelling voor zijn winkel hebben. Ze vragen bedenktijd.


Een albinowinkel van asbest. Voordat haar oom in deze winkel een groentewinkel begon, was hierin de kruidenierszaak van Beurkels gevestigd. Die was bij de toen bekende Albino-keten – in die tijd een soort Super of Kopak inkoopcentrale – aangesloten. De zaak werd dan ook wel de Albinowinkel genoemd. Het centrale distributiecentrum van deze keten was gevestigd aan het Winschoterdiep, in de stad Groningen. De winkel van Beurkels was grotendeels opgebouwd van oud bouwmateriaal van een winkel die verderop naar zee aan de Badweg heeft gestaan. In deze winkel was veel asbest verwerkt, dat is dan ook in de winkel van Jacob Drent gebruikt. Al gauw werd daarom zijn winkel ook wel het asbestenhuis genoemd. Niet lang heeft deze Albino-winkel bestaan. De inkoopcentrale ging over de kop en ook de winkel op het eiland moest zijn deuren sluiten.


Jacob Drent neemt de winkel over. Naast groenten van de vaste wal verkoopt hij ook groenten van eigen kweek die hij langs het Kerkelaantje verbouwt.


Ze hebben de winkel meer dan twintig jaar. Voordat ze tot een besluit komen zetten Henk en Sijtje eerst alles nog eens goed op een rijtje. De winkel lokt. Die vijfenvijftig gulden in de week die Henk bij van Duinen verdient, kan hij natuurlijk ook wel op het eiland verdienen. Ze doen het, nemen de winkel over en beginnen op I juni 1956 met een eigen groentezaak. De bestellingen worden steeds om 12.00 uur aan grossier Bokholt in Dokkum doorgebeld. Deze zorgt er voor dat Groendijk met zijn beurtschip de verse groenten naar het eiland meeneemt. Het schip vaart nog op het getij. Dat houdt in dat de ingekochte groenten op de gekste tijden op het eiland kunnen aankomen. Soms is het welhaast middernacht en dan zitten Henk en zijn vrouw – vooral zomers – tot vroeg in de morgen bestellingen klaar te maken. Die bestellingen moeten immers overdag bij de mensen thuis worden bezorgd. Door de week doet Henk dat zelf en op de fiets. Later doet hij het op een brommer en wordt hij ook wel de gemotoriseerde groenteman genoemd. Van een bestelauto is nog geen sprake. Ook niet bij andere eilander winkels. Op zaterdag hebben ze een jongen in dienst die bestellingen rondbrengt. De winkel wordt in 1963 verbouwd. Ze komen nu zelf ook wat ruimer in dit winkelpand te wonen.


Van samen op vakantie gaan, is nooit sprake geweest. De winkel moet immers open blijven. Je bent eigenlijk dag en nacht aan het werk en de winkel bepaalt alles. Meer dan twintig jaar hebben ze dit volgehouden.


's Winters kunnen ze gelukkig wel eens wat ruimer ademhalen en gaan ze samen er ook wel eens een paar dagen tussenuit.


Natuurlijk is het in al die jaren niet steeds kommer en kwel geweest. Hoogtepunten zijn er ook, zoals bijvoorbeeld elke zaterdagmorgen als aannemer Hooghart voor achten al voor de winkel staat te wachten en zij met nog een enkele eilanders samen in de winkel zingen. In die sfeer komen dan de eerste badgasten binnen. Prachtig was het, die sfeer. Henk beschikt gelukkig zelf ook over een flinke portie droge humor. Elke keer verzint hij weer iets anders. Dat gaat eigenlijk steeds van zelf. Zo heeft hij een tijdje op de toonbank een zelf gemaakt kruiwagentje staan. Daarin ligt een koolraap met de tekst dat er heden Amelander ananas te koop is. Staat de winkel vol met volk, dan vraagt hij uiteraard wie er aan de beurt is. Krijgt hij niet meteen een reactie, dan zegt hij doodleuk: "nou, dan ga ik maar weer". Met dergelijke grapjes, en in de loop van de jaren zijn dat er heel wat meer geweest, heeft hij meteen de lachers op zijn hand en een sfeertje geschapen. Krijgt hij echter van die zeurderige klanten in de winkel, die van alles vragen, niks kopen en de boel maar ophouden, dan zegt hij dat ook.


Geleidelijk wordt de winkel voor beiden echter een toenemende belasting en ook het lichaam begint op te spelen. Henk, krijgt met hoge bloeddruk en een niet goed functionerende hartklep te maken. Die bloeddruk blijft lang hardnekkig hoog. Ook voor Sijtje gaat de zaak niet in de koude kleren zitten. Op vrijdagmiddag ligt ze soms bijna voor pampus en moet ze eerst een tijdje op krachten komen. Bovendien komt ook  zij na een poosje in het ziekenhuis terecht. Doorgaan wordt gekkenwerk. In de loop van 1979 trekken ze zich uit de winkel terug en verkopen ze de zaak, aan hun buurman, slager Arends.


Nog even bij Meintema aan de slag. Vervolgens gaat Henk nog vier jaar als timmerman bij aannemer Bonne Meintema aan de slag. Hij krijgt echter in toenemende mate lichamelijke klachten en bovendien ook last van een sukkelende knie. De Bedrijfsgeneeskundige Dienst adviseert hem zich af te laten keuren. Dat is wel het laatste waaraan Henk denkt. Uiteindelijk, gebeurt dit echter toch. Met zestig jaar staat hij op straat en heeft daar wel erg aan moeten wennen.


Liefde voor het hout. Terugkijkend op zijn leven zijn de elf jaar bij wagenmaker Kuipers bepalend geweest. Hij heeft er op een ambachtelijke wijze hout leren bewerken. En natuurlijk had hij ook ruim voldoende aanleg. In zijn vrije tijd was hij altijd wel bereid om bijvoorbeeld voor Konin-ginnedag sierwagens te bouwen en voor eilanderavonden heeft hij veel decors gemaakt. Nu hij thuis is, is Henk nog meer dan daarvoor in zijn schuur en in de tuin te vinden. Te midden van een ogenschijnlijke chaos schept hij daar uit dood hout de mooiste dingen. Hoeveel gevelbankjes Henk bijvoorbeeld heeft gemaakt is niet bij te houden. Op het eiland kregen ze een plek of ze gingen over de dijk. En hoeveel gebruiksvoorwerpen Henk niet heeft gemaakt die zijn zoon Jelke vervolgens zomers op openmarkten verkocht? Verscheidene winters geeft hij aan volwassenen een cursus houtbewerking en op menige vrijdagmiddag leert hij kinderen op de lagere school met hout omgaan en leuke dingen maken.


Wanneer Henk alleen in zijn schuur aan het werk is, zingt hij veel. Ook dat doet hij graag en met veel overgave. Vanaf juni 1988 is hij lid van het eilander shantykoor. In een dagboekje heeft hij nauwgezet bijgehouden wanneer en waar het koor sindsdien is opgetreden. Wanneer hij in 2004 80 jaar wordt staat er prompt een bord met het opschrift: "Tachtig is prachtig" in zijn tuin. Typisch een geintje waar Henk zelf ook altijd zo vol van was. 


De laatste keer dat Henk zelf nog in zijn koor heeft meegezongen, was op 13 april 2005. En op 29 apriL weinig meer dan veertien dagen later overleed hij. Onder grote belangstelling en onder  zangbegeleiding van zijn zo geliefde shantykoor is Henk op 4 mei 2005 aan de oostkant van de Got Tjark begraven.


Bron: Jaarboek 2005


 


 


 

Gemeentelijke Begraafplaats Schiermonnikoog

De website is voor u gemaakt met behulp van vrijwilligers en mede tot stand gekomen dankzij een subsidie van de provincie Fryslân